Ook tijdens de tachtiger jaren blijft de N.W.C. de Belgische kanosport domineren; met een gemiddelde van meer dan 35 titels per jaar komen in dit decennium meer dan de helft van alle te behalen nationale schildjes in de lijnwedstrijddiscipline naar Neerpelt zodat op nationaal vlak zeker niet van een achteruitang kan gesproken worden; internationaal gaat het echter iets minder vlot alhoewel nog een aantal finaleplaatsen en zelfs een medaille op de Open Europese kampioenschappen kunnen behaald worden :
1981 : in Nottingham (Groot-Brittanië, WK senioren) worden twee 7de plaatsen behaald door Riet Seutens en Lut Thijs in de K2 500 m en door Jos Broekx en Paul Stinckens in de K2 10.000 m; ook Stefan Verhoeven eindigt 7de in de K2 1000 m op de Open Europese kampioenschappen voor junioren te Sofia;
1983 : Donald Collignon vaart 3 finales op de Open Europese kampioenschappen voor junioren in het Poolse Bydgosk waaronder een bronzen medaille in de K1 1000 m;
1984 : Marleen Kuppens en Lut Thijs selecteren zich voor de Olympische Spelen in Los Angeles en zorgen er voor de eerste Neerpeltse finaleplaats : 9de in de K2 500 m;
1989 : opnieuw een finaleplaats, nu voor Erik Broekx en Bart Stalmans in de K2 10.000 m voor senioren in Plovdiv (Bulgarije)
Vanaf het einde van de jaren ’70 maakt de marathondiscipline (te varen afstand minimum 20 km) snel opgang in de Belgische en internationale kanowereld, wat leidt tot de organisatie van de eerste Belgische kampioenschappen in 1982 en de eerste (en van dan af tweejaarlijkse) wereldkampioenschappen) in 1988. De N.W.C. behaalt praktisch vanaf het begin de meeste nationale titels en vormt tevens de ruggegraat van alle uitgestuurde nationale ploegen.